Onrustig geloof


Onrustig geloof - Oorzaak (1)

“Want zoals het lichaam zonder de geest dood is, zo is ook het geloof zonder de werken dood.” (Jak. 2: 26)

 

“Het geloof is een onrustig ding” zei Luther eens. We kunnen ons dat ook wel voorstellen, als we zijn eigen leven voor ogen houden. We kennen het verhaal over zijn voortdurende strijd met de duivel. Op de Wartburg laten ze nog graag de donkere vlek op de muur zien, die is ontstaan omdat Luther zijn inktpot naar de duivel toegooide. Luther heeft veel geschreven over zijn innerlijke aanvechtingen en worstelingen. Voor hem was de duivel heel concreet aanwezig. Daar had hij dan ook het oog op, toen hij zei dat het geloof een onrustig ding is.

Voor deze levende werkelijkheid in het hart van de gelovige hebben de Dordtse Leerregels aandacht, wanneer ze in artikel 16 gaan spreken over de gelovigen die de zekerheid van het geloof in zichzelf “nog niet zo sterk bij zichzelf opmerken”. In zo’n artikel mogen we onszelf herkennen. Wie denkt met de Dordtse Leerregels in een dogmatisch leerhuis terecht te komen, vergist zich. Het gaat in de belijdenis niet allereerst om een antwoord op dwalingen. Het gaat bovenal om de bewaring en bemoediging van de gelovige zelf. De Dordtse Leerregels spreken daar de Schriften in na, die ons steeds weer mensen laten horen, die in vertwijfeling en onzekerheid zoeken naar de vaste zekerheid dat God niet los laat. “O HERE hoor” en “o HERE vergeef”. “Geef mij een vaste geest die diep van binnen zonder onzekerheid U blijft beminnen.” Zo dragen profeten en psalmdichters hun wankele geloofsleven in de zorg van de HERE op. Het zijn de huisvaders en de huismoeders, de werknemers en de werkgevers, de volwassenen en de kinderen, die naar Gods nabijheid verlangen en die ook begeren te ervaren. Het vragen om bevinding van het geloof is ons door de HERE niet verboden. Integendeel, Hij zoekt die hartelijke en vertrouwelijke omgang ook. Maar juist daarom legt de HERE ons soms het kruis van de worsteling op. Om onszelf te onderzoeken. Om ons leven te evalueren vanuit de eerlijke en ontmaskerende vraag of dat het hoogste goed voor ons is. “Leg maar stil je hand in Zijn handen” is een uitnodiging waar we het als christenen soms heel moeilijk mee kunnen hebben. Voor ons is vaak waar, wat er gezongen wordt: “volle verzeek’ring, Jezus is mijn – wat schenkt dat rust aan het volgzaam gemoed”. Maar daar gaat vaak een enorme innerlijke strijd aan vooraf. Het geloof is, zoals Luther al zei, een onrustig ding.

 

Laten we eerst vanuit artikel 16 letten op de troost dat het hier over gelovigen gaat. Het gaat niet om hen die God de rug hebben toegekeerd en in hun eigen dwaalwegen zijn opgegaan. Het gaat om de bidders, die ’s nachts onder tranen worstelen in het zoeken naar Gods nabijheid. Juist de tobbers onder ons, de vechters en de zoekers, de vermoeiden, de strijders en jagers hebben er last van. Let even op het slot van artikel 16: “maar deze leer is wel degelijk schrikaanjagend voor hen die met God en Christus de Verlosser geen rekening houden, opgaan in de zorgen van de wereld en zich laten beheersen door hun zondige begeerten”. Er is dus sprake van twee groepen mensen. Er zijn er, die zorgeloos leven en niet verlangen naar een leven in de liefde van en tot God. Er zijn er ook, die zo kunnen verlangen naar een blijk van Gods liefde en genade. Over hen heeft artikel 16 het. En dat geeft troost. Want het zoeken en jagen is een teken, dat we gegrepen zijn. Het hart zou niet onrustig worden, wanneer de Geest van Christus niet onrustig maakt. Onze geest zou niet geprikkeld raken, wanneer de HERE door en met het Woord ons niet aanspoort. Wie worstelt is nog niet verworpen. Integendeel. Het geloof in een onrustig ding. Gods gave brengt in beweging!


Onrustig geloof - Oorzaak (2)

 

“Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven.” (Mt. 12: 20)

 

In ons eigen hart missen we vaak vastigheid en zekerheid. De zelfbeproeving maakt, dat we ons als kinderen van God beschaamd weten tegenover de Vader. Wat brengen we van de liefde voor Hem terecht en hoe leven we ons leven voor Hem? Als we ons bewust ervan zijn, dat Hij elke stap ziet en elke overlegging kent dan kunnen we het komend oordeel vrezen. Juist de gelovige wordt onrustig als hij aan deze dingen denkt. Dan worden namelijk zowel verkiezing als verwerping werkelijkheid en dan wordt het oordeel realiteit. Door het geloof leer je beamen dat God de zonde straft en de zondaar niet voor onschuldig houdt. Kortom, het evangelie maakt dat een mens het niet in zichzelf zoekt, want het innerlijk komt open te liggen als het innerlijk van een opstandeling. Daar ligt de redding niet en daar komt de verlossing niet vandaan. Die ligt buiten de mens. Maar als je iets graag wilt hebben terwijl het niet in je macht ligt om het te grijpen of te krijgen, word je dan op den duur niet wanhopig?

Daarover gaat artikel 16 van DL I. Over mensen als u en ik, die perioden in ons leven kunnen hebben dat het verlangen er wel is, maar de praktijk de beleving in de weg staat. Dat kan allerlei oorzaken hebben. Psychische moeiten kunnen dat veroorzaken. Maar het kan ook zijn, dat we trots geworden zijn. Het kan zijn, dat een bepaalde levensstijl in de weg staat. Het kan zijn, dat de HERE ons beproeft. Ofwel, allerlei redenen kunnen ervoor zorgen dat het geloof niet zo levend is als we graag zouden willen en soms wel bij anderen zien stralen. Zijn we dan verworpen? Horen we er niet bij? Blijven we in het oordeel straks achter en horen we misschien bij de categorie van hen tegen wie Christus zal zeggen: Ik ken u niet, ga weg van Mij? Die schrik kan ons om het hart slaan en ons geestelijk soms diep neerdrukken.

 

Dat is dus nog iets anders dan dat je zonden je verdrietig maken. Want dat verdriet heb je en voel je in de relatie met God. Maar er is soms ook een wanhoop dat zelfs die relatie er niet is. Dat God niets van je weten wil en je plaats in het eeuwig verderf zal zijn. Voor die gelovigen is de troost van Mattheüs 12, dat terecht door artikel 16 wordt aangehaald en geciteerd. Het zijn zwakke gelovigen, die zomaar mismoedig kunnen worden. Die ernstig verlangen naar bekering – maar het gevoel hebben dat het van hen afglijdt. Gelovigen, die haken naar vervulling en bekering. Gelovigen, die soms eerst een tijd van geestelijke groei hebben doorgemaakt en de vreugde hebben geproefd van Gods nabijheid. Gelovigen die hun dankbaarheid willen uiten, maar tekort schieten en daar verdriet van hebben. En er is maar één middel dat daarbij helpen kan: de middelen gebruiken die God gegeven heeft. Niet dus het gebed gaan verwaarlozen, “omdat je er toch niets bij voelt”. Niet de bijbel dicht laten omdat het “je niet raken kan”. Maar in eerbiedige verwachting je klein en geduldig opstellen totdat het de HERE behaagt naar je toe te komen. Hij zal Zijn kinderen op Zijn tijd verzekeren en bevestigen. Naar Zijn belofte. Want Hij zal het geknakte niet breken en de walmende vlaspit niet doven. Dat doet Hij om Christus’ wil niet. “Op zijn naam zullen de heidenen hopen” staat er in Mt. 12 vers 21. Daar hopen we de volgende keer nog wat dieper op in te gaan.


Onrustig geloof - Oorzaak (3)

 

“Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven.” (Mt. 12: 20)

 

De vorige keer heb ik iets mogen schrijven van de geloofsworsteling die we kunnen hebben, wanneer we denken aan het oordeel en aan Gods toorn en straf. In onszelf vinden we de vastigheid van het geloof niet. Wij liggen midden in de dood, zoals het avondmaalsformulier zegt. Het leven en de zekerheid van het leven vinden we alleen in Christus.

Over Hem gaat het in Jesaja 42, dat in Mattheüs 12 geciteerd wordt. Hij zal het geknakte riet niet breken en de walmende vlaspit niet uitdoven. Laten we goed lezen. Er staat niet, dat Hij het geknakte riet zal oprichten en de walmende vlaspit tot een helder licht zal maken. Er staat, dat Hij niet zal knakken en niet zal uitdoven. Wat betekent dat? Dat wil zeggen, dat de gelovige in al zijn aanvechtingen allereerst zal moeten aanvaarden dat het geloof, zoals Luther al zei, een ‘lastig ding’ is. Want het geweten blijft aanklagen en de ware bekering blijft het afsterven kennen. Dat is het geknakte en het walmende. In de ons bekende taal kunnen we spreken van de ‘verslagen en bezwaarde’ harten van de avondmaalgangers. We komen niet aan tafel om “daarmee te kennen te geven dat we in onszelf volmaakt en rechtvaardig zijn. Integendeel!”.

De tekst uit Mattheüs 12 heeft daarmee de klank van wat de Here Jezus zegt over het samen opgroeien van tarwe en onkruid. Het is de tijd voor de oogst nog niet. Althans, niet van de volle oogst. Eerst worden de schalen van Gods toorn uitgegoten, de plagen zoals die beschreven zijn in het boek Openbaring. Dan pas is er het einde en breekt de eeuwigheid aan, waarin de zonde en de wanhoop, de vertwijfeling en de onzekerheid plaats maken voor de volmaaktheid.

Intussen grijpen we daarom dringend de Here Jezus aan en vast. De ogen van het geloof zien op Jezus, die de dood heeft overwonnen en met Zijn bloed mij vrijgekocht heeft. Het geloofsoog hecht zich vast aan de heerlijke gestalte van de Zoon, die met Zijn blik ons gadeslaat. Zijn ogen zijn een vuurvlam, zegt Openbaring. Maar Zijn ogen staan ook vol ontferming en vertroosting. Het zijn ogen die beschaamd en klein maken, als we onszelf zien worstelen en uitglijden. Het zijn ook mogen die hoop geven, als Hij zijn handen uitstrekt en ons aan boord helpt. “Waar was uw geloof” zegt Hij. En bij Hem kunnen we ons dat dan ook eigenlijk niet meer voorstellen. Want het is veilig en goed aan het hart van de Heiland.

 

Let erop, dat de Dordtse Leerregels ‘onderscheidenlijk’ wordt gesproken. Er zijn er, die geloofsmoeiten kennen. Er zijn er ook, die vanwege hun geloof sterk verlangen naar bekering. Er zijn geknakte rietstengels en er blijven walmende vlaspitten. Er is verschil, ook onderling. En toch is er één gemeenschappelijk verlangen, namelijk dat Christus steeds meer woning maakt in ons hart. Want de zekerheid en de redding, de groei en de volkomenheid blijven als weldaden van Christus van Hem komen. Alleen bij Jezus houdt mijn hart op met onrustig zijn. Daar worden verlangens vervuld. Het geloof is een onrustig ding, zei Luther. En Augustinus zei: mijn hart is onrustig in mij, totdat het rust vindt in U!


Onrustig geloof - Middel (1)

 

Jezus zei tegen hem: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” (Joh. 14: 6)

 

We leven in een wereld waarin we hebben leren omgaan met een heleboel zekerheden. Voordat wij in de vakantie uitvaren bijvoorbeeld, kijken we bij wat minder weer even op weeronline of buienradar. Dan weet je zeker dat je halverwege een meer niet in slecht weer terecht komt. Leerlingen kijken voor ze naar school gaan op de website of er een roosterwijziging is en ze toch nog even later naar school kunnen. De routeplanners geven tot op de minuut aan wanneer we op de plek van bestemming zijn en ga zo maar door. Ons hele leven wordt ‘geregeerd’ door allerlei hulpmiddelen die ons bestaan helpen vergemakkelijken en zekerheid geven. In zo’n wereld valt het nog minder dan vroeger mee, om ergens onzeker over te zijn. Om je falen toe te geven, de route niet te kennen, je zoeken en tasten niet om te kunnen zetten in blijvende zekerheid.

Zo kunnen ook preken, waarin we op onze zonden en schuld voor God gewezen worden, ons onrustig maken. We krijgen liever te horen dat het goed zit en we alle moeite hebben genomen om onbezorgd de toekomst tegemoet te zien, dan dat we worden opgeroepen te geloven en de hoop vast te houden. We zien ons paspoort liever getekend en afgestempeld met als visum een vaste verblijfplaats in het koninkrijk. En het liefst het huisnummer van de straat in Jeruzalem, waar we komen te wonen.

Nu is die zekerheid er ook wel. Maar die ligt buiten ons in het verzoenend Middelaarswerk van Jezus Christus. Onze zekerheid is Jezus. Niet mijn zekerheid, niet mijn enthousiasme, niet het getal van de gemeenteleden om me heen, niet een prediker of zijn woordkeus. Maar Christus die tot mij spreekt en mij door zijn heilige Geest aan al Zijn weldaden deel geeft. Het is de woordverkondiging zelf, het zijn de Schriften – die zachtjes gezongen Psalm in de stilte van de nacht of die oproep in de verkondiging die mijn hart en leven plotseling wakker maakt. Het is het open bijbeltje onder zoekende ogen en in onrustige handen die zich vouwen om te bidden. Om dat onrustig hart en die angstige worsteling neer te leggen bij de Man met die doorboorde handen. De Koning van hemel en aarde. Jezus Christus.

 

De middelen van de Geest zijn Woord en sacrament. Zo werkt Hij geloof. Zo versterkt Hij de blik op Jezus Christus en houdt Hij de hoop levend. Kinderen van God moeten steeds weer (leren) leven van de belofte. Dat is ook herkenbaar, denk ik. Want ik nogal eens dat er wordt uitgekeken naar de zondag. Ik hoor ook veel, dat (jonge!) mensen door de week heen preken luisteren, omdat ze dat nodig hebben. Om staande te blijven en zich steeds weer te herinneren van Wie ze zijn, voor Wie ze leven en naar Wie ze onderweg zijn. Ik hoor van jongeren die ernaar verlangen om belijdenis te doen en zo toegang tot het heilig Avondmaal te krijgen. Omdat ze willen voelen, willen aanraken en willen deelnemen. Je zou het dus ook anders kunnen zeggen. Waar in de wereld bijna alle tijd opgaat aan de hoeveelheid middelen die zekerheid moeten verschaffen, richt de christen zich wat het eeuwig leven betreft maar op één Weg en één Waarheid en één Leven: Jezus Christus. Zo eenvoudig: kijk maar naar Mij, dan kom je nooit bedrogen uit.


Onrustig geloof - Middel (2)

 

Jezus zei tegen hem: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.” (Joh. 14: 6)

 

 

Er is maar één Weg te gaan in alle onzekerheid en die Weg heet Jezus Christus. Wat betekent dat nu in de praktijk? Kunnen we de Here Jezus volgen op het gevoel af? Geen sprake van. Ook niet op grond van het door de Heilige Geest verlichte verstand, zoals in de nieuwe benadering van de hermeneutiek vandaag wel wordt gezegd. Ik kan Gods weg niet zelf vinden of met behulp van de bijstand van de Geest. Er is ook geen weg en geen middel los en buiten het Woord, wat ons aangaat. Dat de HERE ook buiten Zijn Woord om mensen kan aanspreken en overtuigen zal waar zijn. God is niet gebonden aan de middelen die Hij ons geeft. Hij mag ook niet opgesloten worden in onze denkkaders. Maar Hij geeft ons het evangelie van Jezus Christus en die gekruisigd.

Er is alle eeuwen door geprobeerd om het mensbeeld zo positief mogelijk op te richten. We kennen de eeuw van de Verlichting. En we hebben weet van het Arminianisme, dat de vrije wil veronderstelt. Daar komt tegenwoordig bij: het voorzienigheidsgeloof. Dat is de gedachte, dat ik uit wat God in de tijd en de cultuur doet Zijn wil voor vandaag kan aflezen, omdat mijn verstand door de Geest verlicht is. En van daaruit komt het tot allerlei willekeurige standpunten over de ambten, de (homo)seksualiteit, de echtscheiding en ga zo maar door. Dat is een loochening van de zonde en daardoor ook een verwerping van Gods Woord, als de absolute norm voor al ons handelen. We moeten er kennelijk “doorheen” lezen. Omdat de trotse mens niet toe wil geven dat hij er niet “doorheen” kan kijken.

Waar niet doorheen? Door zijn eigen onvermogen en verblinde ogen. De Schrift is het venster dat ons helder zicht op Jezus Christus geeft. Op Zijn geboden en op wat bij God gerechtigheid mag heten. In feite doet het voorzienigheidsgeloof, of het glas van de bijbel nog schoongeveegd moet worden, voordat we zicht krijgen. Nota bene: het door God gegeven venster is ons niet schoon en helder genoeg! Daar zit ook onze eigen moeite vaak, als het om zonden gaat. We maken er zelf niet zo’n punt van en achten ons gedrag alleszins acceptabel en fatsoenlijk. Terwijl de HERE zegt dat we verloren zondaren zijn, die de wet niet doen. Dan helpt het soms in je hoogmoed overeind te blijven, door te zeggen dat Gods Woord zo weinig helder is. Om het maar van je af te houden.

De Schrift geeft je zicht op het kruis. Op de troon ook. Hoog in de het centrum van de hemel. Waar de HERE Koning is. De Schrift geeft je van daaruit kennis van jezelf. Om je als Job tot zwijgen te brengen. En je als Paulus naar de uitroep toe te drijven: ik ellendig mens! De Schrift bewaart je ervoor om het in jezelf te zoeken. Om afhankelijk te worden van geleerde theologen die het pad wel zullen aanwijzen. Of je levensstijl in te richten op aanwijzing van een door de Geest verlichte gemeente. Men noemt dat de theologia gloriae. Maar het is de theologie van de ondergang. Want God en Zijn reddende middelen zijn aan de kant geschoven om plaats te maken voor een andere weg.

 

De Dordtse Leeregels gaan in tegen de vijf artikelen van de Remonstranten. Ze zouden evengoed geschreven kunnen zijn tegen het voorzienigheidsgeloof. Het blijft rijk om te graven in de schatten van Christus’ bruid!


Onrustig geloof - Troost

 

“Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.” (Hebr. 11: 16)

 

Het geloof kan, zoals Luther zegt, wel een onrustig ding zijn. Maar het richt zich op en steunt op de Vaste Rots van ons behoud. Laten we ook wat dit betreft het verschil in levensstijl en levensverwachting tussen de gelovige en ongelovige voor ogen houden. De ongelovige, die zorgeloos langs God heen leeft en ogenschijnlijk niet wordt opgeschrikt door wat de gelovige als tekenen der tijden mag herkennen, die heeft wat te vrezen. Wie de onrust die het geloof in het geweten en leven kan bewerken nooit voelt, wordt niet naar Jezus Christus toe gedreven. Anders gezegd: juist als je in het leven uit geloof zoveel geconfronteerd wordt met je eigen falen en feilen en je zoekt het aangezicht van de HERE in gebed en levensheiliging, is dat een vrucht van het werk van de Heilige Geest in de christen. Als we worstelen met vragen over de kracht van ons geloof, als we ons onwaardig weten en vechten tegen de overblijvende zwakheid. Als we beseffen dat ons geloof niet volkomen is. Als de dagelijkse strijd tegen de zonde ons hart in beweging brengt. Als we aangevochten worden en de satanische fluistering ons naar de wereld wil trekken en we zoeken in dat alles Jezus Christus.

Dan mag de christen zeggen: ik word aangevallen en in een hoek gedrukt, ik word in benauwdheid gebracht en op mijn zonden gewezen, ik word in aangevochten en in verwarring gebracht, maar.. maar ik ben een aangevochten kind van God. Ik ben een verdrukt kind van Hem. Ik verlang naar Hem en ik heb ontzag voor Hem. HERE, houd mij vast want ik ben een hulpeloos zwak zondaar. Ik heb niets, maar U kunt alles.

Juist wanneer de christen leert zeggen dat hij als bedelaar leeft van wat God in Zijn genade geven wil, leert hij ook belijden dat het koninkrijk en het leven in eeuwigheid in handen is van een almachtig God, die om Christus’ wil ook mijn God en mijn Vader wil zijn. Die de wind tot rust en de golven tot bedaren brengt. Die boven het rumoer van de volken staat. Die de Satan heeft gebonden en de dood en de hel heeft overwonnen. Het leven is in handen van Hem, die Zijn leven heeft gegeven en alles nieuw zal maken. Tot die dag zal Hij bij ons zijn om ons te beschermen, te bewaren, te bevestigen en te volmaken. De selectie hangt niet van mijn conditie af, maar van Zijn wil en majesteit.

 

De troost is, dat de krans al klaar ligt en de stad bereid is. De tafel is gedekt en alles staat klaar voor de bruiloft van het Lam. En wie zijn genodigd? De tobbers, de lammen en de blinden, de bedelaars, de vechters en vermoeiden, de zoekers en de jagers. Zij mogen komen om aan te zitten en maaltijd te houden met de Vorst van de vrede. Om blij te zijn en Hem de eer te geven. Nu al. Want het geloof is een onrustig ding, maar het vindt zijn rust en zal eenmaal volmaakt rusten in God zelf.

de muzikale omlijsting op deze site wordt gebruikt met toestemming van

Jan Mulder

DOWNLOAD APP ANDROID

DOWNLOAD APP IOS